Ik zit met mijn rug tegen een van de muren van mijn slaapkamer. De deur zit dicht. In mijn linkerhand heb ik stevig een stanleymesje vast. Ik zet het mesje op mijn rechterarm en haal uit. Mijn huid scheurt open, terwijl het bloed uit de wond gutst. Ook de volgende snee is snel gemaakt. Ik ga door totdat mijn hele arm open ligt. Dit is mijn manier om de ondragelijke, geestelijke pijn te verzachten. Helaas duurt het maar even…

Voordat ik opgenomen werd in een kliniek voor mijn borderline problematiek, sneed ik mezelf met grote regelmaat. In het begin deed ik het vooral met een stanleymesje, later waren een schaar, schroevendraaier, ijzerzaag en scheermes ook prima. Als het maar scherp was. Mijn wonden liet ik nooit hechten, waardoor er veel littekenweefsel ontstond. Niemand hoefde het te weten. Toen mijn moeder erachter kwam dat ik mezelf beschadigde, werd ze verschrikkelijk boos. ‘Je bent ziek!’ zei ze op kille toon. Dat ze een paar minuten later huilend op de bank zat, hoorde ik pas veel later.

Naarmate ik steeds depressiever werd, nam de behoefte om mezelf pijn te doen toe. Het maakte niet uit dat al mijn scherpe spullen uit mijn kamer waren gehaald. Ik had altijd wel ergens een mesje goed verstopt en anders ging ik gewoon naar de winkel toe om er eentje te kopen. Makkelijk zat. Ik kende geen grenzen meer. Ik moest.

De kliniek had strenge regels rondom zelfbeschadiging en die werden in het intakegesprek duidelijk naar voren gebracht. Kort gezegd kwam het er op neer dat elke vorm van destructief gedrag niet getolereerd werd. Ging het toch mis, kreeg je een waarschuwing en een beleidsgesprek. Bij teveel overtredingen volgde gedwongen ontslag. Om de ernst van de regels nog eens extra te onderstrepen, moest je ook een contract ondertekenen, waarin je, in mijn geval, verklaarde dat je jezelf niet meer zou beschadigen.

mijn-geheim-zelfbeschadiging-2_350x471Eind augustus 2001 zou ik opgenomen worden. Ik was toen 18. De dagen kropen voorbij en een week voordat ik verwacht werd, sloeg ik helemaal door. In een roes sneed ik weer mijn hele arm open. Vervolgens nam ik een veel te hoge dosis prozac, aangevuld met veel oxazepam en paracetamol tabletten. Huilend en bevend lag ik in mijn slaapkamer. Uiteindelijk belde ik ten einde raad de kliniek op met de vraag of ik eerder mocht komen. Nieuwe opnames werden echter alleen op zondag aangenomen en dus maakte ik met hun een noodplan om de laatste dagen door te komen.

Ik had geen idee hoe ik de regels rondom mijn zelfbeschadiging kon handhaven in de kliniek. Alsof een stukje buiten lopen of een film kijken zouden afleiden als ik mezelf pijn wilde doen! Daar kon ik echt woedend om worden. Toch realiseerde ik me dat ik moest blijven volhouden. Intensieve therapie was mijn enige, overgebleven reddingsboei. Mijn ouders, zusje, vrienden en bepaalde leraren konden me niet meer helpen met al hun liefde, kracht en eindeloze gesprekken; ik moest het nu echt zelf gaan doen.

Onder druk van eventuele beleidsgesprekken, gedwongen ontslag en de reacties van mijn therapiegroep leerde ik anders om te gaan met mijn destructieve gedrag en mijn demonen. Ik vertelde veel over de traumatische gebeurtenissen die zich in mijn leven hadden afgespeeld en hoe dat mij gevormd had. Uiteindelijk ben ik ‘officieel’ twee keer op het matje geroepen, vanwege zelfbeschadiging.

Nadat ik dertien maanden had doorgebracht in de kliniek, las ik mijn eindverhaal voor. Ik vertelde over mijn behaalde doelen en over hoe ik de tijd in Amersfoort had beleefd. Verder beloofde ik plechtig om mezelf nooit meer te beschadigen, op welke manier dan ook. Ik was ervan overtuigd dat ik inmiddels sterk genoeg was.

Bij thuiskomst bleek echter het tegenovergestelde. Zonder pressiemiddelen en de veiligheid van een groep verviel ik op een gegeven moment weer in oud gedrag. Mijn verstand was mijn gevoel eigenlijk nog niet de baas. De jaren die volgden, kenmerkten zich door ups en downs wat betreft de mate van zelfbeschadiging. Ik ben tot op de dag van vandaag nog steeds in therapie en heel voorzichtig begin ik te merken dat ik ook anders kan leven. Ik laat nu de messen steeds vaker in de keukenlade liggen…

 

(Verschenen in: Mijn Geheim 1207)