10 maart 2011 – 10 maart 2012

Ik loop rusteloos door de woonkamer en blijf bij het dressoir even staan. Ik kijk naar de foto waarop mijn moeder hartelijk in de lens lacht. Haar blauwe ogen stralen en ze ziet er prachtig uit. Een moeder om trots op te zijn. De foto is gemaakt voordat de ziekte Multiple Sclerose (M.S.) mama’s lichaam en geest binnendrong en vervolgens alles stuk maakte.

Mijn moeder hield van het leven. Ze was vrolijk, optimistisch en spontaan. Ook maakte ze gemakkelijk contact, vond haar werk als secretaresse leuk en ging graag buiten de deur een hapje eten. Vanaf haar 47e werden echter langzaam de eerste scheurtjes zichtbaar. Lichaamsfuncties begonnen te verslechteren en mijn moeder wist niet wat haar overkwam.

Na veel onderzoeken werd de diagnose ‘zeer progressieve vorm van Multiple Sclerose’ gesteld. Mama’s gezondheid ging steeds harder achteruit en een opname in het verpleeghuis werd onvermijdelijk. De jaren die volgden waren pijnlijk, intensief en stonden continu in het teken van aftakeling. Op alle fronten werd mijn moeder hard getroffen. Het was slikken, doorgaan en grenzen verleggen.

Mama veranderde in een hulpbehoevend, bedlegerig plantje, dat kunstmatig door sondevoeding en vocht in leven werd gehouden. In geestelijk opzicht was ze al net zo ver heen en reageerde nergens meer op. Na intensief overleg met de medische staf werd mijn moeders behandeling uiteindelijk gestaakt. Korte tijd later overleed ze. De M.S. had gewonnen.

Ik ga op de bank zitten en pak de twee fotoboeken, die ik samen met mijn zusje heb gemaakt, van de salontafel. Mijn moeders leven is vanaf haar vroege kinderjaren tot aan haar overlijden in beelden gevangen, met af en toe wat extra informatie. Het was een enorme klus, maar zo fijn om te hebben. Vaak blader de boeken door als ik verdrietig ben of behoefte heb om mama te zien. Onze foto’s samen koester ik. Tegelijkertijd wordt ook schrijnend zichtbaar dat mijn moeder geen kans had tegen de M.S.. De ziekte was veel te machtig. Infusen met Prednison en naaldjes morfine veranderden daar helemaal niks meer aan.

Mama’s overlijden was een opluchting, na haar lange en pijnlijke lijdensweg. Eindelijk had ze rust gevonden. Ons verdriet was er overigens niet minder om. De crematie en het leeghalen van haar kamer in het verpleeghuis gebeurden in een roes en pas na een tijdje was er weer wat ruimte voor herinneringen aan de gezonde mama, die we gelukkig veel langer hebben gekend dan de zieke mama. Ook viel er een enorme last van mijn schouders; ik hoefde niet meer 24/7 paraat en bereikbaar te zijn. Toch heb ik, een jaar na mama’s dood, nog sterk de behoefte altijd mijn mobieltje bij de hand te hebben.

Waarom mijn moeder? Waar heeft ze het aan verdiend? Hadden we effectiever kunnen terugvechten? Brandende vragen, waar ik waarschijnlijk nooit een antwoord op zal krijgen. In plaats daarvan gaat het leven verder, zonder haar. Het verpleeghuis staat er nog steeds, al zit er nu natuurlijk wel iemand anders op mijn moeders kamer. Dat blijft gek. Ze heeft er toch bijna vijf jaar gewoond. Ik zie mezelf nog aan haar bed zitten. Dan hield ik lange monologen over wat ik meemaakte en pakte haar hand vast. Soms huilde ik. De dagen regen zich aan elkaar voort en ik vroeg me vaak af hoe mijn moeder zich zou voelen als ze wist hoe ze erbij lag.

Mama heeft slechts 53 jaar mogen worden. Gelukkig heeft ze mijn zusje en mij ook veel moois nagelaten; naast vele herinneringen een hoop wijze raad. In een openhartige brief schreef ze bijvoorbeeld ooit:

‘Zie het leven dat je doorloopt als een rugzak vol bagage. Onderweg neem je steeds meer mee of je gooit er wat uit. Uiteindelijk zal je zelf die scheiding aan moeten brengen om al die levenslessen die je opdoet te begrijpen en ermee om te gaan. Troost jezelf, ik leer nog elke dag en zo hoort het ook. Op een dag weet je wat wel en niet goed is. En dan nog. Niet opgeven, want er is zoveel moois in het leven.’

En dat probeer ik dus nu maar. Vooral door te gaan, maar het valt niet mee…