De afgelopen maand heb ik weinig actieve schrijfkilometers gemaakt wat betreft mijn boek, maar ik ben wel een stuk wijzer geworden. Dat wil zeggen dat ik steeds beter helder krijg wat ik wil vertellen en hoe ik dat wil gaan doen.

Om wat orde in het geheel te scheppen, heb ik ervoor gekozen om een uitgebreide tijdlijn te maken. Vanaf mijn geboorte in 1982 tot nu heb ik uitgeschreven welke gebeurtenissen absoluut een plekje moeten krijgen in mijn manuscript. Dat was een aardig karwei, maar ik pluk er nu al de vruchten van. Per jaar zie ik in één oogopslag wat er toen speelde; van de scheiding van mijn ouders, mijn faalangst op de middelbare school, mijn entree in de geestelijke hulpverlening, tot mijn opname, de vele jaren in therapie en het slepende ziekteproces van mijn moeder. Zomaar een paar onderwerpen waar meer dan genoeg over te vertellen valt en die van essentieel belang zijn geweest voor de vorming van de persoon die ik vandaag de dag ben.

Hoewel ik er voor gekozen heb om individueel aan de slag te gaan met mijn manuscript wil dat niet zeggen dat ik niet om me heen blijf kijken. Voor mijn verjaardag heb ik bijvoorbeeld een jaarabonnement gehad op het blad ‘Schrijven Magazine’, en daar pak ik uit wat ik kan gebruiken. Ook op Facebook reageer ik zo nu en dan op andere beginnende schrijvers. Daarnaast hebben mijn eerdere deelnames aan schrijfworkshops me wel degelijk het een en ander opgeleverd. Zo heb ik uitgebreid contact gehad met Maria Genova, een succesvolle en goede schrijfster van inmiddels meer dan tien boeken, over de eerste hoofdstukken van mijn manuscript. Daar waar ik een paar maanden terug nog zo zoekende was naar de juiste toon, zie ik nu zelf ook waar ik toen te kort door de bocht ging of te veel van de hak op de tak sprong. Het principe ‘show, don’t tell’ kwam dan ook in haar feedback steeds weer terug. Beeldend, in scènes schrijven wordt daar ook wel mee bedoeld. In eerste instantie kostte het even wat moeite om deze mindset te maken, maar het spreekwoordelijke kwartje is inmiddels gevallen. Ik was te veel aan het verslaggeven; het verhaal ging niet leven.

Momenteel lees ik de autobiografie van Geertje Paaij, getiteld: ‘Het niemandsland van een moeder’. Een openhartig boek over verstoorde familierelaties, onbeantwoorde moederliefde en falende hulpverlening. Zij heeft mij met het concept ‘show, don’t tell’ het laatste zetje gegeven dat dit echt het verschil maakt.

Inmiddels heb ik er ook definitief voor gekozen om mijn verhaal in de tegenwoordige tijd te schrijven. Ik ben ervan overtuigd dat hierdoor de beschreven gebeurtenissen nog meer gaan leven en je als lezer ook actiever meegenomen wordt in mijn wereld. De boeken ‘Pappie’s kleine meid slaapt op straat’ (Stephanie-Joy Eerhart), ‘Het Duivelskind’ (Maria Genova) en wederom Geertjes ‘Niemands land van een moeder’, zijn ook helemaal in mijn straatje. Ik lees heel veel waargebeurde verhalen en zie daardoor heel veel verschillende stijlen voorbij komen, maar deze vorm – namelijk in korte, fragmentarische hoofdstukken een verhaal vertellen – grijpt mij toch het meest. Heel grappig is dan ook dat al deze boeken allemaal zijn uitgegeven door één en dezelfde uitgeverij; Just Publishers. Zou dat een teken van boven zijn?

In mijn hoofd zie ik nu regelmatig gebeurtenissen levendig voor me die ik ook gelijk in een scène wil omzetten. Ik voel dat ik langzaam maar zeker weer meer in mezelf en mijn oorspronkelijke ideeën begin te geloven in plaats van dat ik anderen kopieer. De komende maand ga ik dus weer actief aan de slag. En weet je? Ik heb er zin in!