‘Zouden ze na een kleine zeventien jaar nog weten wie ik ben?’
Ik zit samen met mijn vader in de auto en we hebben het over vroeger. Over mijn laatste jaar op de middelbare school om precies te zijn. In die tijd was ik erg depressief, suïcidaal, deed aan zelfbeschadiging en had een negatief zelfbeeld. Ik raakte steeds verder verwijderd van de gewone wereld en zag de dood als een oplossing voor al mijn problemen. Gelukkig waren er naast mijn ouders een aantal mensen die mij door dik en dun steunden en met wie ik talloze gesprekken had. Hun steun en aanmoedigingen maakten dat ik in staat was om mijn schoolwerk bij te houden en vervolgens succesvol vwo-examen te doen.
‘Natuurlijk weten ze dat nog,’ onderbreekt mijn vader mijn gedachten. ‘Zoiets heftigs vergeet je niet zomaar.’
‘Denk je?’ vraag ik toch wat aarzelend.
Ik zie mezelf weer op school zitten als 18-jarig meisje dat helemaal de weg kwijt is. Ik ben gebroken, onzeker en voel de tijd wegtikken. De leerlingenbegeleider en mijn leraar Duits zijn op school mijn enige houvast. Zonder hen had ik het echt niet gered. Uit mijn vroegere dagboekaantekeningen lees ik dat ook duidelijk terug.
‘Waarom stuur je niet eens een vriendschapsverzoek via Facebook?’ kaatst mijn vader terug.
Nu ik zo intensief bezig ben met het schrijven van mijn levensverhaal en daarbij alle dagboekaantekeningen doorneem, dringt het pas echt tot me door wat deze twee mensen voor mij hebben betekend. Ik was absoluut niet makkelijk in die tijd en praten ging moeizaam, maar ze bleven voor me klaarstaan en loodsten me op die manier door mijn examenjaar heen. Wat zou het mooi zijn om deze mensen nog eens een keertje te spreken. Niet om een zwaarmoedig en lastig gesprek te voeren, maar om samen eens op die heftige tijd terug te kijken en ervaringen uit te wisselen. Natuurlijk zou ik ook heel graag willen laten zien welke ontwikkeling ik heb doorgemaakt en hoe ik nu – na vele jaren therapie en keihard werken – in het leven sta.
Ik sla op de rotonde linksaf en de achterkant van het winkelcentrum komt in zicht. Mijn vader is bijna thuis.
‘Doe het nou maar gewoon,’ zegt hij nog een keertje, voordat hij het portier van mijn auto opendoet en vervolgens uitstapt. ‘Dan zie je daarna wel weer verder.’
We zeggen elkaar gedag en in de duisternis rijd ik weer terug naar mijn eigen huis.
Een paar dagen later stuur ik het eerste vriendschapsverzoek. Om vooral niet te hard van stapel te lopen, doe ik het stapje voor stapje en één voor één. Ik zie het wel. Nu is het afwachten.

Geef een reactie