Een waanzinnige tinteling trekt door elke vezel in mijn lijf en ik voel hoe mijn ogen omhoog schieten in hun kassen. Het weeë gevoel van zojuist is compleet verdwenen en is omgeslagen in een allesovertreffende zekerheid. Ik heb het gloeiend heet en ijskoud tegelijk. Al mijn spieren spannen zich aan en mijn organen hopen zich door de zwaartekracht opeen, slechts bijeengehouden door mijn ribben. Mijn hartslag moet ongekend hoog zijn, terwijl de grond steeds dichterbij komt. Nog even en ik zal in duizenden gelukzalige stukjes uiteenspatten.

De zinderende vaart waarmee ik jou tegemoet kom, is sensationeel en huiveringwekkend tegelijk. Mijn hoofd wordt steeds leger; alle ballast en schuld zal door de zuigende wind de wereld ingeslingerd worden, zonder dat ik daar ooit nog weet van zal hebben. Ik ben vogelvrij en klaar om te sterven.

Ik heb het geprobeerd. Echt waar. Ik heb mijn best gedaan om mijn leven weer op te pakken, maar zonder jou heeft alles zijn magische glans verloren. Ik had geen reden meer om op te staan en lag hele dagen in bed. Ik hoopte dat ik spontaan dood zou gaan. Een depressie noemde de psychiater het, betere tijden zouden echt wel weer volgen. Daar twijfelde ik ernstig aan. Het was per slot van rekening mijn fout dat je er niet meer bent en dat schuldgevoel hing als een kwellende, loden last op mijn schouders. Ik kon niet meer naar mezelf in de spiegel kijken zonder vreselijk te walgen van de persoon die ik dan zag. Ik heb geprobeerd de pijn weg te snijden, maar ik kreeg er slechts afschuwwekkende littekens van. Ik had levenslang gekregen en daar kon ik maar op één manier van verlost worden.

Ik slaak een allerlaatste zucht van opluchting als ik me besef dat het einde nu echt aanstaande is. Dit is hét moment. De wereld zal volledig rood kleuren en iedereen zal begrijpen dat deze daad uit pure, onvoorwaardelijke liefde is voortgekomen. Mijn hart bonst opgewonden in mijn keel en ik spreid mijn beide armen. Net voordat ik ter pletter sla, hoor ik zwaailichten en schreeuwende mensen. Dan wordt het zwart voor mijn ogen.

In een steriele, witte omgeving ontwaak ik. Ik ben in de hemel en ga op zoek naar jou. Even later denk ik je te zien en ik roep je. Jouw beeld wordt echter steeds vager. Ik probeer me krampachtig aan je vast te houden, maar ik blijf alleen achter.

“Mevrouw Hendriks?”, boort een stem zich dwars door mijn hallucinatie heen, “wat mist u nou het meest van uw hamster?”
Ik zit in een groep met zes andere mensen, waarvan er eentje me over zijn leesbril met een peinzende blik aankijkt. Is dit de Psychiatrische Afdeling?
“Zijn zwarte kraaloogjes en zijn zachte vachtje!” antwoord ik blozend.

 

(Inzending NPO Verhalenwedstrijd 2015: Te gek voor woorden)