Met ongekende snelheid donder ik naar beneden. Ik ben totaal in paniek, wil schreeuwen om hulp, maar er komt geen enkel geluid uit mijn mond. Met handen en voeten probeer ik mijn vrije val te vertragen. Af en toe lukt dat, maar het levert me forse schaafwonden op. Zwaar gehavend val ik vervolgens nog dieper in dat donkere gat. Waar blijft die godvergeten bodem eigenlijk? De duisternis omarmt me vol overgave en uiteindelijk land ik op een keiharde ondergrond. Ik begin te stuiptrekken en voel het laatste beetje leven uit mijn lichaam verdwijnen… Game over.

Ik had het in therapie allemaal besproken. Ik was volledig voorbereid en toch ging het afgelopen week volslagen mis. Ik zal het proberen uit te leggen. Ik heb een vaste dagstructuur en een bepaalde regelmaat nodig om te kunnen functioneren. Zes weken zomervakantie zijn daarom voor mij een enorme uitdaging, omdat de voorwaarden dan net iets anders zijn dan ik gewoonlijk gewend ben. Dat veroorzaakt onrust, stress en zelfs af en toe blinde paniek. Dat ken ik van mezelf en daar kan ik inmiddels redelijk op anticiperen. Althans, dat dacht ik.

Vraag me niet hoe het kan, maar vanaf de eerste vakantiedag zat ik al niet lekker in mijn vel. Ik was kortaf tegen mijn man René, had nergens zin in en mijn voornemen om verder aan mijn manuscript te werken hing als een loden last om mijn nek. Terwijl ik in therapie nog zulke goede voornemens had qua invulling van mijn vrije tijd, glipten ze één voor één door mijn vingers. Ik kreeg huilbuien, ging soms wel even met René op stap wat kort een fijne boost gaf, maar altijd was er weer die intense zwaarte die keihard terugkwam. Het was alsof ik gevangen zat in een web waaruit ontsnappen onmogelijk was. Dwanggedachten waarin ik gesommeerd werd om alle achterstallige klussen in huis op me te nemen, werkten eveneens verlammend. Ik ging me steeds meer afzonderen, vermeed elk contact met de buitenwereld en wilde alleen nog maar slapen. De drang om mezelf iets aan te doen, groeide met de dag. In gedachten zag ik de wonden al op mijn armen zitten. Ik zat op totale ramkoers en zag alles wat ik in de afgelopen tijd zo stevig had opgebouwd in rook opgaan. Ik viel. Diep, hard en genadeloos.

Vallen kunnen we allemaal, opstaan is een stukje moeilijker. Ik kon blijven liggen en verzuipen in zelfmedelijden, maar was dat wat ik werkelijk wilde? Ik zag de droevige blik in René’s ogen; het was ook zijn vakantie die ik om zeep hielp met mijn huidige gedrag. Dat gaf me de kracht om overeind te komen en alle ruis in mijn hoofd aan de kant te gooien. Door weer in beweging te zijn en deel te nemen aan het gewone leven met kleine, haalbare doelen begon ik zienderogen op te knappen. Zo sprak ik met een vriend af, ging met René uit eten, zat ontspannen in de tuin een boek te lezen en dacht niet te ver vooruit. Op deze manier was er geen druk, geen angst en geen volgeschreven draaiboek waar ik aan moest voldoen. Het was alsof ik mezelf eindelijk toestemming had gegeven om te mogen genieten in plaats van mezelf continu tot het uiterste te drijven. Blijkbaar moest ik eerst heel diep gaan om vervolgens tot de kern te komen.

Ik heb nog vijf weken zomervakantie en ga er alles aan doen om daar een fijne tijd van te maken. Voor mezelf, voor René en voor iedereen die ook worstelt met vakantiestress, want ik weet dat ik hierin absoluut niet de enige ben.