26 augustus 2001, dat was net zo’n mooie dag als vandaag. Zonnig, warm, af en toe een zuchtje wind en een rustige blauwe hemel. Ik weet nog precies wat ik aan had; een geel shirtje van Nike, gecombineerd met een zwarte halflange capri boek en mijn favoriete sneakers. De verse snijwonden op mijn rechterarm waren het bewijs van het zoveelste innerlijke gevecht dat ik met mezelf had gevoerd. Ik kon niet meer. Ik was op, radeloos, gebroken en nauwelijks nog in staat om de fijne kanten van het leven te zien. Een interventie was noodzakelijk, want mijn gedachten aan de dood en de bijbehorende rust wonnen razendsnel aan terrein. Mijn vrijwillige opname in een kliniek voor mensen met een persoonlijkheidsstoornis had geen dag later moeten plaatsvinden, zo penibel was de situatie.

Daar stond ik dan in de deuropening van de kliniek. Achttien jaar oud, kwetsbaar, aangeslagen, huilend, smekend om niet alleen achter gelaten te worden op een plek die ik niet kende en waar ik te midden van allemaal andere beschadigde mensen aan mezelf moest gaan werken. Die avond in mijn eenpersoonskamertje was de meest eenzame nacht die ik me kan herinneren. De tranen bleven maar komen. Iedereen waar ik me tot dusver aan vast had kunnen klampen – mijn ouders, hulpverleners en docenten – glipte door mijn vingers. Vanaf nu moest ik het zelf gaan doen. Ik wist alleen niet hoe.

26 augustus 2019. Het is prachtig weer en Nederland stevent af op de tweede hittegolf van het jaar. Een nieuw schooljaar begint. Ik zit in de tuin, luister naar de geluiden om me heen, lees een boek en geniet van de zonnestralen. Het is precies achttien jaar later. Ik ben inmiddels 36 jaar, twee keer zo oud als toen ik als 18-jarige aan de grootste beproeving van mijn leven begon. Dat realiseer ik me maar al te goed. Het maakt me melancholisch; mijn gedachten gaan onmiddellijk naar dat meisje van vroeger en naar de stappen die ze heeft gezet om te worden wie ze nu is. Bloed, zweet en tranen heeft het gekost. Hoge pieken en nog veel meer diepe dalen, maar ik heb het allemaal overleefd. Ik ben niet genezen, maar wel vrij. Dat benadruk ik bij elke lezing die ik tegenwoordig geef. Het leven blijft een uitdaging, soms ik ga ik nog wel degelijk kopje onder of kletter ik in een metersdiepe put, maar altijd sta ik weer op.

In de afgelopen achttien jaar is er zo verschrikkelijk veel gebeurd. Ik kan er een boek over schrijven, en dat doe ik dan ook. Heb ik alle wijsheid in pacht? Absoluut niet, maar ik hoop met mijn verhaal en alle therapieën die ik gevolgd heb anderen een steuntje in de rug te kunnen geven. Er is hoop op een betere toekomst. Ja, ik ben tijdens die lange reis mensen verloren, maar ik heb ook nieuwe vriendschappen gesloten en er zijn zelfs personen van vroeger die ik nu weer met enige regelmaat zie of spreek. Hoe mooi is dat? Dat had ik van tevoren nooit zo kunnen regisseren en dat maakt deze contacten zo ontzettend speciaal.

In de aanloop naar deze speciale 26 augustus heb ik al heel wat tranen gelaten. Dat heeft ook te maken met het verlies van mijn moeder, inmiddels zo’n dikke acht jaar geleden. De pijn is overigens nog net zo scherp als op de dag van haar overlijden. Vandaag had ik ook met haar willen toosten. Dat we het als gezin gered hebben en dat ze trots zou zijn op de persoon die ik nu ben. Met haar erbij zou de cirkel weer rond zijn geweest. Nu put ik kracht uit de herinneringen aan haar en is ze er toch een beetje bij.

Achttien jaar, dat is een verdomd lange tijd. Soms wil ik weer dat 18-jarige meisje van toen zijn, maar de tijd heeft niet stilgestaan. De jaren waarin ik overleefd heb, kan ik niet meer overdoen. Dat steekt. Ik moet verder en hopelijk heb ik nog heel wat mooie jaren voor de boeg. Het fundament is in ieder geval gelegd.